
Monumentenwet 1988
Artikel 46
1
De houder van een opgravingsvergunning meldt de aanvang van een opgraving aan Onze minister.
2
Binnen twee weken na voltooiing van de opgraving meldt de houder van een opgravingsvergunning aan Onze minister de eerste bevindingen.
3
Binnen twee jaar na voltooiing van de opgraving conserveert de houder van een opgravingsvergunning de roerende monumenten die zijn gevonden bij die opgraving en draagt de geconserveerde monumenten alsmede de daarbij behorende opgravingsdocumentatie over aan de eigenaar.
4
Binnen twee jaar na voltooiing van de opgraving legt de houder van een opgravingsvergunning zowel aan Onze minister als aan de eigenaar als aan burgemeester en wethouders van de gemeente waar de opgraving is voltooid, een rapport over, waarin de resultaten van de opgraving zijn beschreven.
5
Aan de opgravingsvergunning kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg andere voorschriften worden verbonden dan genoemd in het eerste tot en met vierde lid.
6
Onze minister kan ontheffing verlening van de voorschriften, bedoeld in het tweede tot en met het vierde lid.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.